Close

Veilig paardrijden

Als ruiter kun je zelf ook veel doen om de omgang met paarden zo veilig mogelijk te maken. Door rekening te houden met de drie natuurlijke eigenschappen van het paard, kun je onveilige situaties voorkomen.

Vluchtdier: als een paard iets overkomt waar hij van schrikt, is vluchten zijn eerste reactie. Hierbij zal hij geen rekening houden met zijn omgeving, jij zult dus rekening moeten houden met het paard.

Kuddedier: paarden blijven het liefst bij elkaar. Als een groepsgenoot vlucht, rent een paard het liefste mee.

Gewoontedier: paarden hebben een goed geheugen. Als ze een keer ergens van geschrokken zijn, vergeten ze dat niet snel.

  • Kijk of de accommodatie waar je wilt rijden voorzien is van het veiligheidscertificaat van Stichting Veilige Paardensport.
  • Draag altijd een cap die voldoet aan de huidige veiligheidsnorm.
  • Draag geschikte aansluitende kleding en geen loshangende sjaals of grote sieraden.
  • Draag tijdens het rijden altijd rijlaarzen of schoenen met een gladde doorlopende zool met hak en gladde bovenkant, in combinatie met chaps.
  • Maak altijd je beugels op maat en plaats je voeten niet in de stijgbeugelriemen, ook wanneer je maar kort op een paard zit.
  • Volg de aanwijzingen van de instructeur of het personeel van de accommodatie op.
  • Neem als beginnend ruiter niet alleen rijles, maar leer ook hoe je met een paard om moet gaan.
  • Verdiep je in de eigenschappen van een paard, zodat je begrijpt hoe hij kan reageren.
  • Machines en stro- en hooibalen zijn geen plek om op te spelen en houd rekening met rijdende machines als je op het erf loopt.
  • Zorg voor opgeruimde stallen en laat geen spullen rondslingeren.

Houd rekening met het feit dat een paard een ander gezichtsvermogen heeft dan wij. Omdat paarden altijd alert moeten zijn op hun omgeving, zitten de ogen aan de zijkant van het hoofd. Dat zorgt ervoor dat hij bijna 360 graden om zich heen kan kijken, maar ook dat hij met zijn linkeroog en rechteroog iets anders ziet en dat hij pal voor en achter zich een blinde vlek heeft. Daarom moet hij soms zijn hoofd draaien om iets goed te kunnen zien.

Benader een paard daarom altijd schuin van voren, zodat hij je goed ziet. Hou er ook rekening mee dat iets wat het paard met zijn linkeroog gezien heeft, er voor zijn rechteroog heel anders uitziet.

Goede gewoontes
Door van onderstaande regels een gewoonte te maken, zorg je ervoor dat je op een veilige manier met paarden omgaat:

  • Benader het paard altijd op een rustige manier en laat weten dat je in de buurt komt door rustig tegen hem te praten.
  • Observeer het paard altijd goed; aan de stand van de oren kun je goed opmaken hoe het paard zich voelt.
  • Zet een paard nooit vast aan zijn teugel maar gebruik een halster en halstertouw.
  • Loop nooit vlak achter een paard langs.
  • Loop altijd links naast je paard en niet voor hem.
  • Wanneer je een paard in zijn stal of weide zet, loop dan met hem mee zodat hij met zijn hoofd naar de deur of het hek staat voordat je het halster losmaakt.
  • Draag op stal altijd dichte schoenen en geen slippers of sandalen.
  • Neem de tijd wanneer je met een paard bezig bent.